De beroemde cisterciënzermonnik Bernardus van Clairvaux legde in zijn De laude novae militiae omstreeks 1130 de theoretische en theologische basis voor het ontstaan van de ridderorden. Ze hingen allemaal andere regels aan, maar hadden wel een gemeenschappelijk ideaal: de verdediging van het christendom. We volgen het spoor van de ridders: van de uitzichtloze gevechten voor de poorten van Jeruzalem tot de onfortuinlijke nederlaag op het bevroren Peipusmeer in Rusland waar de Orde haar oostwaartse expansie in de dertiende eeuw moest staken. Naarmate de middeleeuwen vorderden, verloren de ridderorden geleidelijk hun militaire betekenis. Ze werden een verzorgingsinstelling voor jonger geboren leden uit lagere adellijke families. Het lidmaatschap van de ridderorde werd vooral een soort garantie op een aan de stand verfijnd en aangepast leven.
Veel aandacht in het boek gaat naar de balijen Utrecht en Biesen, de ordeprovincies die de commanderijen in de Lage Landen groepeerde. Eeuwenlang waren de commanderijen in onder meer Middelburg, Utrecht, Leiden, Tiel, Doesburg, Diest, Mechelen, Betekom, Alden Biesen de thuisbasis voor adellijke mannen.
Michiel van der Eycken is doctor in de geschiedenis en ere-archivaris van het Rijksarchief in België.
Uitgeverij Sterck & De Vreese| 9789056155865 | € 24,90 | 15 mei 2020