Het Mauritshuis presenteert vanaf 11 februari 2021 de tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren. Bezoekers zullen ruiken aan de frisse schone was in een interieur van Pieter de Hooch, aan zomer- en winterparfums in zilveren 17de-eeuwse pomanders, maar ook aan de afschuwelijk stinkende Amsterdamse grachten op een stadgezicht van Jan van der Heyden.
Vervlogen – geuren in kleuren gaat over de verbeelding van geur en reuk in de kunst van de 17de eeuw, over geuren van het verleden, over de rol van geuren in verhalen, over de suggestie van geur in kunstwerken en over zintuigelijke waarneming. In de tentoonstelling valt ook écht wat te ruiken: met (corona-proof) dispensers kan de bezoeker verschillende geuren uit de kunst opsnuiven – geurig én stinkend.
De geur van overrijp fruit
Hoe zag de (vervlogen) geurenwereld van de 17de eeuw eruit? Wat rook je als je je huis uitliep? Wat was de relatie tussen geur, gezondheid en persoonlijke hygiëne? Tussen geur en religie? Welke geuren bereikten de Republiek vanuit overzeese gebieden? Een tentoonstelling met schilderijen, tekeningen en objecten (bijna 50 in totaal) over geur lijkt een paradox. Beeldende kunst is echter in staat meer op te roepen dan alleen de zichtbare wereld – het draait ook om illusie en suggestie. Bedenk daarbij dat ons geurgeheugen in het bijzonder gevoelig is voor die suggestie. In zijn Stilleven met bloemen en vruchten van Abraham Mignon uit 1670 ligt de suggestie van geur er zó dik bovenop, dat het niet anders kan of de schilder wilde dat de kijker iets moest ruiken. Mignon combineert een rijke overvloed aan bloemen met overrijp fruit waar mieren en andere insecten zijn afgekomen op de zoete geur van een opengesneden meloen. Pieter de Hoochs interieur met twee vrouwen bij een geopende linnenkast staat symbool voor de Hollandse huisvrouw die in de 17de eeuw in heel Europa beroemd was om haar schoon geschrobde, kuise huis. Het fris gesteven linnen wordt net in de kast gelegd, de tegelvloer blinkt je tegemoet (Pieter de Hooch, Binnenhuis met vrouwen bij een linnenkast, 1663).
De geur van specerijen
Geuren en smaken die de Nederlandse burger eerder nog nauwelijks had geroken en geproefd, bereikten de Republiek in de 17de eeuw in toenemende mate. Specerijen, tabak, koffie, thee, groenten en fruit uit Afrika, Azië en de Amerika’s. We kunnen de intense geur van ‘oosterse’ specerijen bijna ruiken in de goedgevulde kruidenierswinkel van Willem van Mieris uit 1717. Peper, kruidnagel, foelie, kaneel en nootmuskaat werden door de VOC aangevoerd uit Azië en het Midden-Oosten. De gemiddelde Hollandse burger had geen idee welke uitbuiting, onderdrukking en geweld voorafging aan het moment dat hij of zij de winkel binnenstapte om al dit geurigs aan te schaffen. Het roken en pruimen van tabak uit Amerika werd een rage en dus een thema in de kunst. De roker op het schilderij van Adriaen Brouwer (1630) zit onderuit gezakt te genieten van zijn pijpje, hij blaast net de rook uit. Zijn blik is wazig, alsof hij bedwelmd is.
De geur van paardenmest
De 17de eeuw was ook vergeven van heel veel gore geuren, overal kon het ontzettend stinken. Waterleiding, riolering, deodorant, tandpasta, wasmachine, koelkast, het was allemaal afwezig – met alle gevolgen van dien. Buiten de stadsmuren waren er brandende kalkovens en de galgenvelden, binnen de steden was er overlast door stinkende industrieën als traankokerijen en leerlooierijen. Maar alles werd overheerst door de fenomenale stank van de grachten – waar iedereen van alles in kieperde. Het bekende schilderij Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal van Jan van der Heyden geeft een inkijkje in het toenmalige stedelijke ‘geurenlandschap’. Aan de brug over de gracht is een houten gebouwtje getimmerd, een ‘privaat’ genoemd, een openbaar toilet dat rechtstreeks op de gracht loosde. Ernaast veegt een straatveger de paardenmest op een hoop, terwijl vrouwen de was doen in het vuile water.
Lijkenlucht
Er was in de 17de eeuw reden genoeg om van alles en nog wat te parfumeren: het lichaam, kleren, accessoires en allerlei voorwerpen. Het geloof was dat kwalijke geuren ziekmakend waren en dus moesten worden bestreden met ziekte-afwerende geuren. Eén van de toeschouwers van De anatomische les van de Delftse schilders Michiel en Pieter van Mierevelt uit 1617 houdt een pomander vast, die hij met een ring en kettinkje aan zijn vinger draagt. Een pomander was een met sterke geurstoffen gevulde reukbol, waarvan er op de tentoonstelling drie te zien zijn, allen in zilver. Waarschijnlijk was zo’n pomander niet onnodig want vóór de toeschouwer ligt het ontzielde lichaam waarvan zojuist de onderbuik is opgesneden. Hierna zullen de darmen eruit gehaald worden, het meest bederfelijke deel van de organen. Jan Lievens schilderde in 1631 de opwekking van Lazarus. Martha, de zus van Lazarus, en Jezus staan aan het graf waaruit Lazarus zijn handen juist omhoog heft. Omdat hij volgens het verhaal al vier dagen geleden was overleden, slaat de lijkenlucht de aanwezigen (en ook de kijker) tegemoet.
De tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren is een ontdekkingstocht die zal inspireren om vanuit een ander perspectief te ‘ruiken aan kunst’. Via de verschillende geur-dispensers kan worden geroken aan een schone linnenkast, bleekvelden, ambergrijs, mirre en natuurlijk de stinkende gracht.
Vervlogen – geuren in kleuren
11 februari – 6 juni 2021