Op woensdag 23 maart hebben Artcurial en de het kabinet Turquin een meesterwerk van de westerse schilderkunst voorgesteld, Le panier de fraises des bois van Jean-Siméon Chardin uit de collectie Eudoxe Marcille. Onder de hamer van Matthieu Fournier bracht het fel begeerde stilleven € 24 381 400,000 inclusief kosten op. Na een aantal biedingsgevechten in de veilingzaal brak het werk alle records: het wereldrecord voor een op een veiling verkocht werk van de kunstenaar, het wereldrecord voor een op een veiling verkocht Frans schilderij uit de 18e eeuw en tenslotte het record voor de afdeling Huis.
Door de kunstenaar tentoongesteld op de Salon van 1761, een eeuw later herontdekt door François of Eudoxe Marcille, en uit het zicht van het publiek verdwenen tot de retrospectieven in Parijs in de 20e eeuw, is dit kleine doek een icoon geworden van de westerse schilderkunst. De compositie van grote geometrische eenvoud wordt gecombineerd met een uitzonderlijke kwaliteit van uitvoering. De mand met wilde aardbeien, die bij zijn creatie in stilte werd overgeslagen, is in de loop der tijden is het een van de beroemdste en meest emblematische afbeeldingen van het 18e-eeuwse Frankrijk geworden, die regelmatig op de omslag van catalogi over de kunstenaar wordt afgebeeld.
Het hier voorgestelde schilderij is rechtstreeks vergelijkbaar met de Mand met pruimen (Parijs, Musée du Louvre) en het Glas water en koffiepot (Pittsburgh, Carnegie Institute of Art), die uit dezelfde periode dateren en als absolute meesterwerken worden beschouwd. Chardin was op het toppunt van zijn kunnen wanneer hij dit meesterwerk maakte. De virtuositeit van de schilder komt tot uiting in de ongelooflijke doorzichtigheid van het water in het glas, de weergave van het fruit, zowel nauwkeurig als vaag, door één enkele massa, dit alles geaccentueerd door de witte vlekken van de twee anjers waarvan de stengels de regelmaat doorbreken.
Deze moderniteit van Chardin’s stillevens vond een belangrijke weerklank in de tijd van het Impressionisme, met name bij Fantin-Latour, Monet, Renoir… En de soberheid van zijn geometrische composities zal men in de 20e eeuw terugvinden bij Cézanne, Morandi, en zelfs Wayne Thiebault.
Een van de meesterwerken van de Marcille collectie
François Marcille (1790-1856) herontdekte de schilderkunst van de 18e eeuw, die in de eerste helft van de 19e eeuw verwaarloosd was. Hij struinde de vlooienmarkten af met een andere grote kenner, Louis La Caze, en ieder van hen bouwde hun eigen collectie. Deze eerste Marcille-collectie omvatte bijna 4.500 schilderijen, waaronder 40 van Boucher, 30 van Chardin, 25 van Fragonard… Het werd door het lot verdeeld tussen zijn twee zonen, Eudoxe (1814-1890) en Camille (1816-1875).
De eerste broer toonde dezelfde honger naar aanwinsten en ontdekkingen. Elke maandag ontving hij amateurs, zoals de gebroeders Goncourt of de jonge Edgar Degas, maar ook de vrienden van Dr. Louis La Caze. In maart 1861 werd hij lid van het Raadgevend Comité voor Musea en lid van de jury voor de Wereldtentoonstelling in Londen. In 1865 was hij lid van de jury voor de jaarlijkse Salons van de graveerkunst dan pas later van het schilderen. In 1870 werd hij directeur van het Musée d’Orléans, waar hij de bestaande collecties aanzienlijk uitbreidde.
Dit schilderij is tot op heden in het bezit van de nazaten van Eudoxe Marcille gebleven.